Aantekening over bindingstypes


Paragraaf 1

Metaalbinding

  • Metalen
    • Geleiders van elektrische stroom
    • Geleiders van warmte
    • Vaak een hoog smeltpunt
    • Vormbaar
    • Glanzend
    • Goed te mengen met andere metalen in gesmolten toestand
  • Een legering (of alliage) is een afgekoeld mengsel van meerdere metalen. Zie ook Binas tabel 9.
  • Een legering is harder en minder vormbaar dan het zuivere metaal.
  • Metaalbinding
    • Door de tegengestelde landing in het metaalrooster vindt er elektrostatische aantrekking plaats
    • Vaste metalen hebben een metaalrooster
    • Stroom en warmtegeleiding vindt plaats door vrij bewegende (valentie)elektronen
  • Metalen verschillen in atoommassa en dichtheid (lichte en zwarte metalen)
  • Metalen verschillen in reactiviteit (edelheid) er is onderscheid in vier groepen
    • Edele metalen (o.a. Os, Ir)
    • Half edele metalen (o.a. Hg)
    • Onedele metalen (o.a. Al, Sn)
    • Zeer onedele metalen (o.a. Na, K)
  • Onedele metalen worden beschermd door oxide laagje (b.v. galvaniseren)
  • Macro
    • Alles wat je kan zien
  • Micro
    • Alles  wat op deeltjes niveau is

 

Paragraaf 2

  • Stoffen met moleculen noem je moleculaire stoffen
  • Moleculaire stoffen bevatten moleculen die bestaan uit atomen van niet metalen
  • Moleculaire stoffen geleiden geen stroom
  • Molecuulbinding
    • Vanderwaalsbinding
      • Hoe groter de massa van het molecuul hoe groter/sterker de vanderwaalsbinding
      • Hoe sterker de vanderwaalsbinding hoe hoger het smelt/kooppunt van de stof
      • In de vaste fase zitten de moleculen in een kristalrooster (molecuulrooster)
    • Tussen moleculen vindt aantrekking plaats, de molecuulbinding of vandewaalsbinding
    • Bij het oplossen van een stof worden de vandewaalsbindingen verbroken maar ontstaan er ook nieuwe vandewaalsbindingen
  • Binding in het molecuul
    • Bij ontledingsreacties worden bindingen verbroken in het molecuul
    • Atoombinding of covalente binding
    • Binding tussen twee atomen van niet-metalen
    • Atoombinding ontstaan door valentie-elektronen
  • Covalentie
    • Het aantal bindingsmogelijkheden (of het aantal gemeenschappelijke elektronenparen) van een atoom in een molecuul
    • Door de covalentie wordt de structuur van een moleculaire stof bepaald
  • Naamgeving moleculaire stoffen
    • Naamgeving
      • 1e telwoord - 1e atoomsoort - 2e telwoord - 2e atoomsoort, met uitgang ide (tabel 66c)
  • Koolstof
    • Bij koolstof zijn alle atomen onderling met elkaar verbonden via covalentie bindingen   

 

Paragraaf 3

Waterstofbruggen

  • Een atoom is in staat om een elektronenpaar naar zich toe trekken (elektronegativiteit)
  • In binas tabel 40a vind je de elektronegativiteit
  • Een normale atoombinding ontstaat als twee atomen dezelfde elektonegativitiet hebben. Bijvoorbeeld H-H, C-C, C-H
  • Polaire binding
    • Wanneer het verschil in elektronegativiteit van twee atomen veel verschilt heb je te maken met een polaire atoombinding
    • Voorbeeld
      • O-H binding
    • Het atoom met de grootste elektronegativiteit krijgt een klein overschot aan negatieve landing het atoom met de kleinste elektronegativiteit krijgt een even groot overschot aan positieve landing
  • Soorten binding
    • Het verschil in elektronegativiteit bepaalt het soort binding
      • 0,0 < 0,4 = apolaire binding
      • 0,4 - 1,7 = polaire binding
      • Groter dan 1,7 = ionbinding
  • Molecuulmassa en kookpunt
    • In het periodiek systeem neemt het kooppunt in een groep
    • Bijzondere groepen zijn groep 15 en 16
    • Een waterstofbrug (H-brug) is een intermoleculaire verbindingen tussen twee moleculen
  • Waterstofbrug
    • H-bruggen kunnen gevormd worden met stoffen die OH- en/of NH-groepen bevatten
    • Door H-bruggen neemt het kookpunt toe
    • H-brug is een binding tussen N-atoom of O-atoom van het ene molecuul en het H-atoom van het andere molecuul
    • H-bruggen kunnen gevormd worden tussen twee O-atomen, twee N-atomen of tussen een O en een N-atoom
    • Waarom is het kooppunt van water hoger dan methanol of ethanol
      • Kookpunt K
        • Water = 372
        • Methanol = 338
        • Ethanol = 351
    • Hoe meer NH- of OH-groepen hoe meer mogelijkheden om H-bruggen te vormen
  • Hydrofiele en hydrofobe stoffen
    • Oplossen van moleculaire stoffen in water
      • Hydrofiele stoffen lossen goed op
      • Hydrofobe stoffen lossen niet op
    • Algemene oplosregels
      • Hydrofobe stoffen lossen goed op in hydrofobe stoffen
      • Hydrofiele stoffen lossen goed op in hydrofiele stoffen
      • Hydrofiele stoffen lossen niet op in hydrofobe stoffen (en omgekeerd)
      • Hydrofiele stoffen bevatten NH of OH-groepen
    • Let op
      • Niet alle moleculaire stoffen met NH of OH groepen zijn hydrofiel
      • Als in een molecuul naast hydrofiele groepen ook grote hydrofobe groepen aanwezig zijn, lost het niet op
    • Lossen de volgende stoffen op in water
      • Ethanol
      • Ammoniak
      • Methaanamine
  • Oplosbaarheid
    • De oplosbaarheid van een stof is het maximale aantal gram dat in 100g water bij 20C
    • Vaste stoffen en vloeistoffen hoe hoger de temp hoe meer er oplost
    • Gassen hoe hoger de temp hoe minder er oplost

 

Paragraaf 4

  • Ionbinding
    • Zouten hebben ionen. Ionen geladen atomen
    • Elektrovalentie
      • De landing van een atoom (ion) in een zout
      • Bij metaalionen zijn er verschillende elektrovalenties
      • Deze onderscheid je door Romeinse cijfer te gebruiken
        • Vb. lood(II)ion, ijzer(III)ion, tin(IV)ion, etc
        • Zie ook Binas tabel 40A
    • Is een binding die ontstaat als gevolg van de elektrostatische krachten tussen de positieve en negatieve ionen (elektrostatische binding)
    • Ionen:
      • Enkelvoudige ion
        • Een atoom wat een positieve of negatieve landing heeft
        • De ionen afkomstige van niet-metalen hebben de uitgang -ide. Bij zuurstof en zwavel gebruik je de Latijnse naam: Sulfide, Oxide
      • Samengestelde ionen
        • Meerdere atomen die een positieve of negatieve lading hebben
        • Hebben altijd uitgang -aat of -iet. (m.u.v. OH- en NH4+) zie Binas tabel 66B
  • Zouten
    • Zouten hebben verhoudingsformules
    • Zouten zijn opgebouwd uit positieve en negatief landing
    • Een zout is elektrisch neutraal
    • Een ionbinding is een sterke binding
    • Geleiden geen stroom in vaste toestand


Maak jouw eigen website met JouwWeb