Aantekening over atoombouw


Paragraaf 1 Atoommodel

 

  • Een atoom heeft een kern met daarin protonen (+) en neutronen (0)
  • Om de kern in schillen (banen) 'zweven' de elektronen(-)
  • In de buitenste schil zitten de valentie-elektronen (elektronen die de binding aan kunnen gaan)
  • Elk atoom is uniek, heeft een eigen atoomnummer. Atoomnummer = aantal protonen
  • Massagetal = aantal protonen + aantal neutronen.
  • Voorbeeld
    • Lithium, heeft 3, 4 of 5 neutronen in de kern
    • Atoomnummer Li = 3
    • Massagetal is dus = 6, 7 of 8
  • Isotopen:
    • Atomen met hetzelfde aantal protonen, maar verschillend aantal neutronen in de kern.

 

Massa en Lading

  • Elk atoom heeft een massa, de atomaire massa-eenheid (u) 1,00u = 1,66x10-27kg
  • Neutronen zijn zwaarder dan protonen
  • Protonen en elektronen hebben een lading (q)
  • Deze lading heeft de eenheid Coulomb ( c )
  • De lading van protonen en elektronen zijn gelijk aan de elementaire ladingseenheid ( e)

1,0 e = 1,602177x10-19 C

  • Atomen kunnen elektronen opnemen of afstaan, hierdoor krijg je een ion (geladen atoom)
  • Positief ion:
    • Een atoom wat elektronen afstaat (metaalionen)
  • Negatief ion:
    • Een atoom wat elektronen opneemt (niet metaalionen)
  • Elektronenconfiguratie:
    • De verdeling van de elektronen over de schillen

 

Paragraaf 2

  • Enkele dingen om te onthouden:
    • Elementen 58-71 en 90-103 staan apart
    • Een horizontale rij
      • periode
    • Een verticale kolom
      • groep
    • Groep 1
      • Alkalimetalen
    • Groep 2
      • Aardalkalimetalen
    • Groep 17
      • Halogenen
    • Groep 18
      • Edelgassen
    • Synthetische elementen vanaf element nummer 92
    • Vanaf nummer 99 hebben ze een heel korte levensduur
    • Zie ook BINAS tabel 99 (en fig. 7 op blz. 18)

 

Paragraaf 3

  • De atoommassa (Ar) wordt weergegeven in u.
  • De atoommassa is gelijk aan de som van de massa van het aantal protonen en het aantal neutronen
  • Vanuit BINAS tabel 25a kun je de gemiddelde atoommassa bereken
  • Gemiddelde atoommassa van calcium: is 40,07881266
  • In het periodiek systeem is geen eenheid vermeld bij de atoommassa
  • 1960: 1u = 1/12 van de massa van één atoom van c-12 isotoop
  • De rest van de atoommassa's is hieraan gerelateerd, daarom relatieve atoommassa

 

Molecuulmassa

  • Molecuulmassa (mr):
    • De som van de atoommassa's van alle atomen in het molecuul
    • Molecuulmassa zwavelzuur(H2SO4)
    • (2x1,008)+32.06+(4x16,00)=98,08u
    • Tabel 99
      • Gemiddelde afgeronde atoommassa's
    • Tabel 25a
      • Atoommassa's van isotopen
  • Bereken het massapercentage zuurstof in zwavelzuur
    • Concentratie (%) = deel/geheel x 100%
    • Antwoord:
      • 4 x 16/98,08 x 100 = 65,2529

 

 

Paragraaf 4

Significante cijfer

  • Omrekenen:
    • Ug -mg-cg-dg-g-dag-hg-kg
    • Van mg tot kg is een stap van 10 en vanaf kg is het 1000 en vanaf mg naar beneden is ook een stap van 1000
    • 5: 5/100=0,05
    • O,004*100000=400
    • 25 2500000000ug
    • 20000/100=200
    • 78*100000=7800000
  • Significantie
    • Telwaarde:
      • Een aantal van iets
    • Meetwaarde:
      • Resultaten van experimenten zijn meetwaarden
    • De nauwkeurigheid van een meetwaarde geef je aan met het aantal significantie cijfers
    • Significante cijfers hebben betekenis
  • Het aantal significante cijfers bepaal je door te tellen vanaf het eerste cijfer anders dan 0.
  • Regels voor significantie
    • Bij vermenigvuldigen en delen is het aantal significante cijfers van de uitkomst gelijk aan het kleinste aantal significantie cijfers van de meetwaarde
    • Bij optellen en aftrekken is het aantal decimalen van de uitkomst gelijk aan het kleinste aantal decimalen van de meetwaarde
    • Bij grote of kleine getallen werk je met de standaardvorm (wetenschappelijke notatie). Dus een getal tussen 1 en 10 met macht van 10
    • Bij aantallen (telwaarde) geldt de significantie niet